
Al binnen een paar jaar nadat Dordrecht haar stapelrecht heeft gekregen, komen er protesten uit Zierikzee, Middelburg en Schoonhoven. In eerste instantie maakt graaf Willem III in 1304 bekend dat de inwoners van Zierikzee en Middelburg en ‘anders ons porten van ons lande’ toestemming krijgen om met een aantal producten stapelvrij langs Dordrecht te varen. Een besluit dat jaren later tot discussie met Schoonhoven zal leiden.
Het besluit van Willem III nader bekeken
In het handvest van 9 oktober 1304 stelt Willem III vast, dat de markt voor hout, wijn en haver in Dordrecht is gevestigd. Haver die vanuit het oosten of westen Dordrecht passeert, moet in die stad worden verhandeld. Maar voor de inwoners van Zierikzee, Middelburg en het Land van Putten wordt een uitzondering gemaakt. Zij mogen bovenstrooms van Dordrecht haver inkopen en deze daarna stapelvrij verhandelen in hun eigen stad, of in andere plaatsen stroomafwaarts. Voor wijn stelt Willem III andere bepalingen vast. Zierikzee, Middelburg en alle steden die tot het grafelijke gebied behoren, worden vrijgesteld van verplichte nering in Dordrecht. Maar wel onder strikte voorwaarden. Allereerst moet de wijn binnen de geografische grenzen van het grafelijk gebied blijven. Dat wil zeggen daar worden geconsumeerd. Terwijl de betreffende kooplieden de wijn ook persoonlijk moeten slijten. Er kan geen sprake zijn van doorverkopen aan andere handelaren. Willem III stelt die laatste voorwaarde om te voorkomen dat Brabantse en Vlaamse kooplieden hun positie in de wijnhandel via een omweg kunnen versterken. Voor hen blijft immers het stapelrecht onverminderd van kracht. Mocht er twijfel bestaan, dan moet een tolbeambte meevaren naar Zeeland om ontduiken van het verbod te voorkomen. Het is aannemelijk dat de Zeeuwse steden hun verleende stapelvrijheid anders zullen gebruiken om de eigen wijnhandel met Vlaanderen en Brabant verder te ontwikkelen. Tenslotte kondigt Willem III ook voor hout een bepaling af. Niemand wordt uitgezonderd van het stapelrecht. Daarvoor is de houthandel in economisch opzicht te belangrijk voor Dordrecht. De Zeeuwen hebben misschien niet alles bereikt wat ze wilden, maar kunnen desondanks tevreden zijn.
Waarom komen de eerste protesten tegen het stapelrecht uit Zeeland en niet van Hollandse steden? In de eerst jaren van de veertiende eeuw beginnen handel en nijverheid in Holland zich net te ontwikkelen. De Zeeuwse steden kennen, door hun gunstige ligging ten opzichte van Vlaanderen, daarentegen al een bloeiende wijnhandel. Vanwege hun rijkdom en omdat de soevereiniteit over Zeeland wordt betwist door de graven van Holland en Vlaanderen, hebben ze een goede onderhandelingspositie. Dat geldt op dat moment nog niet voor de Hollandse steden. Protesten uit die hoek laten daarom nog bijna twintig jaar op zich wachten.
Schoonhoven betwist als eerste Hollandse stad het Dordtse stapelrecht
Jan van Beaumont heeft begin veertiende eeuw Schoonhoven ontvangen als onderdeel van zijn apanage (leengoed van de jongste zoon van een heerser). In dat kader maakt hij van Schoonhoven zijn woonplaats wanneer hij in Holland is. In 1321 beklagen de Schoonhovenaren zich bij hem over de uitoefening van het Dordtse stapelrecht. Wanneer ze in zuidelijke richting Dordrecht passeren, worden ze regelmatig gearresteerd wegens vermeend ontduiken van de stapel. Op 10 november van dat jaar antwoordt Jan van Beaumont aan de schepenen en raad van Schoonhoven. Zijn broer graaf Willem III en zijn raad zullen de zaak bespreken als de graaf weer terug is in zijn land. Tot die tijd kunnen de betrokken kooplieden Dordrecht zonder stapeldwang voorbij varen. De zaak van Schoonhoven krijgt binnen een paar weken krachtig bijval. De schout en schepenen van Nieuwpoort, Oudewater en Gouda verklaren ieder afzonderlijk op schrift, dat “de poorters van Schoonhoven ten tijde van Nicolaas van Cats in Holland vrij waren van tol en niet onderworpen aan het stapelrecht”. Hetzelfde doen de heren Zweder van Montfoort, Zweder van Vianen en Ghisebrecht, heer van IJsselstein. Ook de heren Willem en Bokel van die Vliet en Jan Wissen, zoon van Hardinxveld, blijven niet achter. Het ligt natuurlijk voor de hand dat deze steden en heren bereid zijn te getuigen voor Schoonhoven en daarmee tegen Dordrecht. Hun belangen zijn er immers mee gediend wanneer de economische macht van Dordrecht niet ongehinderd groeit.
Schoonhoven ontwikkelt zich in het tweede kwart van de dertiende eeuw rond een nieuw aangelegde haven die de veenstroom Vlist verbindt met de Rijn. Een halve eeuw later is Schoonhoven waarschijnlijk gegroeid tot ongeveer vijfhonderd inwoners. Waarom heeft zo’n bescheiden gemeenschap hinder van het door hen betwiste Dordtse privilege? Het antwoord ligt in het feit dat de Schoonhovenaren begin veertiende eeuw al geruime tijd betrokken zijn bij de interregionale rivierhandel. In 1280 hebben ze vrijstelling gekregen van de riviertol in Holland. In het daarop volgende jaar krijgt de stad een soortgelijk privilege voor de Utrechtse tol. Daarnaast is Schoonhoven door haar geografische ligging in het rivierengebied aantrekkelijk voor buitenlandse kooplieden. Met haar ligging ten oosten van de meest oostelijke riviertol in Ammers, is Schoonhoven bijzonder geschikt om kooplieden uit Gelre of het Rijnland de mogelijkheid te bieden deze tol te ontduiken. Als deze kooplieden er in slagen om in Schoonhoven hun koopwaar aan Hollanders te verkopen, dan bezuinigen ze op tolgelden en verkorten hun reis. Dat van deze gelegenheid in de praktijk veel gebruik wordt gemaakt, blijkt uit het feit dat de graaf van Holland in 1398 de tolpost van Ammers naar Schoonhoven verplaatst.
Willem III neemt een besluit in het conflict tussen Dordrecht en Schoonhoven
Op 4 mei 1322 laat Willem III de inwoners Schoonhoven weten, dat hij hen op verzoek van zijn broer Jan van Beaumont aantal vrijheden verleent. “In den eersten, dat zy tollen vry varen zullen voer allen onzen tolle van onzer Graefschap van Hollant, ende alzo vry te wesen, alse anders onse vryen steden.” Daarna vermeldt het betreffende handvest nog wat vrijheden. Maar nergens in het stuk wordt expliciet gesproken over vrijheid van het stapelrecht. Een groot verschil met het handvest uit 1304 waarin dat wel is gebeurd. Voor de Schoonhovenaren maakt het niet uit. Tolvrijheid impliceert voor hen tevens ontheffing van stapellicht in Dordrecht. Een opvatting die Willem III met zijn uitspraak lijkt te delen.
De eerste protesten over het stapelrecht zijn hiermee opgelost. Maar lang zal het niet duren voordat andere steden van zich laten horen. De grafelijke besluiten uit 1304 en 1321 geven daar alle aanleiding toe. Hoe verhouden de handvesten over het stapelrecht uit 1299 en 1304 zich nu precies tot elkaar? En wat hebben tolplicht en stapelrecht met elkaar te maken? Hoever mogen de Dordtenaren gaan met maatregelen om hun privilege praktisch af te dwingen? Genoeg aanknopingspunten voor nieuwe protesten van steden die gebukt gaan onder de lasten van het Dordtse stapelrecht.
Bronnen:
1. Wall, P.H., van de, Handvesten, privilegien, vrijheden, voorregten, octrooijen en costumen, enz., blz. 127-128 .
2. Mieris, F. van, Groot charterboek der Graaven van Holland, van Zeeland en Heeren van Vriesland (Leiden 1753-1756), deel 2 blz. 285.
3. Smit, H.J., De economische en politieke relatie tussen Holland en Brabant en het Dordtsche stapelrecht van 1299 tot 1335, in “Bijdragen voor de Vaderlandse Geschiedenis en Oudheidkunde (BVGO), 7e reeks: 10e deel (1939), blz. 60-61 en 203.
4. Dijkman, J. , Shaping Medieval Markets c.1200 – c. 1450 (www.jstor.org), blz. 179-181.
5. Streekarchief Midden Holland, Archief van de stad Schoonhoven, toegangsnummer 1011, inventarisnummer 798
Visits: 192